Dat America het land van extremen is weten we al langer. Ik blijf mij er echter over verbazen (soms) hoe bont ze het maken.
AcuteZorg.nl
vrijdag 24 oktober 2008
U mag NIET met elkaar praten over UW ziekte !!
Dat America het land van extremen is weten we al langer. Ik blijf mij er echter over verbazen (soms) hoe bont ze het maken.
dinsdag 21 oktober 2008
Medisch toerisme een zorgelijke ontwikkeling?!
Momenteel wordt veel over veranderende zorg en de veranderende rol van de patiënt binnen de zorg gesproken. De patiënt zelf zoekt via internet uit welke diagnose aan zijn symptomen verbonden is. Net zoals hij kiest welke behandeling hij waar en door wie zal laten plaatsvinden. Op basis waarvan maakt deze patiënt de keuzes?
In het oerwoud van websites ligt het voor de hand dat je als patiënt snel op de juiste site terecht wilt komen. Officiële websites als www.kiesbeter.nl van het RIVM zijn vaak onvoldoende bekend. www.emedispace.com lijkt een overzichtelijke wereldwijde site waar je makkelijk kunt kiezen welke behandeling je waar wilt ondergaan. Er zit echter nog een flink gat tussen het aantal ziekenhuizen dat bij de site is aangesloten en het aantal ziekenhuizen dat er wereldwijd bestaat. Als patiënt stuur je toch ergens op. Je kiest wellicht voor een gerenommeerd academisch ziekenhuis of juist voor die ene kliniek, die zo’n prachtige reclame maakt op één van de commerciële zenders.
In Amerika heeft het bedrijfsleven zich in de keuzebepaling gemengd. Bedrijven sturen mensen naar specifieke (buitenlandse) klinieken om bijvoorbeeld een knieoperatie te ondergaan. Heerlijk, eerst sleutelen aan je binnenste, dan relaxen op een exotisch strand! De resultaten en kwaliteit van de zorg zouden er niet minder om zijn.
Het bovengenoemde Amerikaanse bedrijf onderhandelt nu over prijsafspraken met zorginstellingen in The States. Het zou mooi zijn om dezelfde kwaliteit van zorg te krijgen voor dezelfde lage prijzen. Wereldwijde concurrentie dus! Mexico’s grootste keten van privéklinieken heeft onlangs een deal gesloten met een Amerikaans bedrijf (www.healthtravelguides.com).
Projecteer dit naar Nederland: waar blijft de zorgverzekeraar in dit verhaal? Misschien staat de Europese wetgeving toe dat we zometeen voor iedere behandeling naar elke lidstaat kunnen gaan. Of de protocollen, kwaliteitseisen, opleidingseisen van de medisch specialisten, registraties en wachtlijstsystemen dan ook eenduidig en koppelbaar zijn, betwijfel ik.
De nazorg is eveneens een discutabel punt; wie behandelt de complicaties of is er sprake van een “all inclusive” prijsafspraak die ook de follow-up en eventuele complicaties dekt? Bedrijven als www.medicalescortservices.com of het Nederlandse www.wingsofcare.nl regelen graag uw terugreis, dus daarover hoeft u zich geen zorgen te maken.
Miranda Linders-Verstegen, Acute Zorgregio Oost
vrijdag 10 oktober 2008
Nieuwe impuls onderzoek spoedzorg
Deze week zijn de onderwerpen bekend geworden van de eerste gehonoreerde aanvragen in het spoedzorg programma ZonMW Het gaat om de zogenaamde preparatory grants 2008.
Vanuit de overheid en partijen in het veld lopen vele initiatieven om de samenwerking in de spoedzorg te verbeteren. Bij spoedzorg gaat het om alle urgente of dringende vragen van patiënten die niet langer dan 24 uur kunnen wachten op behandeling. Het programma Spoedzorg, geïnitieerd door het Ministerie van VWS stelt zich onder andere ten doel kennisontwikkeling in de keten spoedzorg te stimuleren.
De preparatory grants 2008 zijn financiële aanvragen van veldpartijen en onderzoekers gezamenlijk. Het doel van deze aanvragen is om samen te komen tot een nader uitgewerkte onderzoeksopzet en subsidieaanvraag. Er kwamen 12 aanvragen voor ‘prep-grants’ binnen waarvan er zes gehonoreerd zijn door de programmacommissie.
De onderwerpen die een financiële impuls krijgen zijn:
- efficiëntie en kosteneffectiviteit van trauma opvangmodellen,
- organisatiemodel acute keten pijn op de borst,
- taakherschikking,
- keten spoedstandaarden,
- protocoladherentie in prehospitale keten,
- elektronisch feedbacksysteem voor professionals.
De projecten zullen uiterlijk 1 november aanstaande starten en lopen 1 april 2009 af. Opvallend is dat het aanbod van onderwerpen breder is dan bij de voorloper van dit programma, het GHOR onderzoeksprogramma van ZonMW. Nu zijn de onderwerpen geïnitieerd door meerdere professionele partijen en ketenpartners en daarmee lijkt het programma beter aan te sluiten op de behoeften in het spoedzorg veld.
Het is de vraag welke rol het patiëntenperspectief krijgt in de gehonoreerde projecten, deze hebben veelal het professionele perspectief als uitgangspunt. Net als u, zijn wij benieuwd naar de resultaten van deze impuls en kijken we uit naar de eerste rapportages. Wat zal het ons gaan opleveren?
Sivera Berben, Acute Zorgregio Oost
‘GEEN ONDERBOUWING RESPONSTIJD AMBULANCES’
Er bestaat géén wetenschappelijke onderbouwing voor de responstijd van 15 minuten, die geldt voor ambulances in geval van spoedritten. Dit concluderen wij als onderzoekers van het UMC St Radboud (IQ Healthcare en Acute Zorgregio Oost) in Nijmegen. Het onderzoek hebben wij uitgevoerd in opdracht van het ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
In geval van een 112 melding wordt op de ambulancecentrale de ernst van de situatie ingeschat. Op basis van urgentie geldt dan een norm waarbinnen de ambulance op de plaats van het ongeval moet arriveren. Bij een A1 melding, een melding met de hoogste urgentie, moet de ambulance binnen 15 minuten na melding ter plaatse zijn. Deze veldnorm geldt voor 97% van Nederland.
We komen tot de conclusies op basis van een literatuurstudie, interviews met experts waaronder ambulanceverpleegkundigen, centralisten, traumatologen en huisartsen, en een internationale oriëntatie. Naast dat er geen bewijs werd gevonden voor de 15 minutennorm, lijkt ook de relatie tussen de norm en het optreden van gezondheidswinst nog nooit onderzocht te zijn.
Responstijd is slechts één van de vele factoren is die de kwaliteit van zorg of gezondheidswinst bepalen. Volgens de geïnterviewde experts bestaat er een aantal aandoeningen waarbij zeer snel gereageerd moet worden. Het gaat dan om acute hartproblematiek en ernstige bloedingen. Hierbij dient binnen enkele minuten behandeld te worden. Een ambulance kan echter nooit zo snel ter plaatse zijn. Voor veel andere aandoeningen echter, is de responstijd veel minder belangrijk. In het geval van een gebroken been is het bijvoorbeeld niet levensbedreigend als de ambulance er niet binnen 15 minuten is.
Experts geven aan dat de effectiviteit van additionele diensten in de ambulancezorg onderzocht moeten worden evenals de uitbreiding daarvan. Hierbij kan gedacht worden aan firstresponders van de brandweer of de inzet getrainde burgers via sms-alerts gekoppeld aan de meldkamer ambulancezorg. Ook kan de beschikbaarheid van automatische externe defibrillatoren (AED) in openbare ruimtes en woonwijken hierbij helpen.
Ondanks de conclusie dat de factor tijd slechts één van de bepalende factoren is blijven er kansen liggen in vooral de verbeterde samenwerking tussen ambulancediensten en huisartsen. Wellicht kunnen ook verbeteringen doorgevoerd worden door betere communicatie tussen verschillende hulpdiensten. Inzet van breed beschikbare technische mogelijkheden kunnen hier een goede ondersteuning zijn.
Voordat beleidsmaatregelen worden genomen ten aanzien van de responstijd van ambulances dient het complexe pallet aan determinanten die gezondheidswinst in de spoedzorg bepalen, bestudeerd te worden.
Tom van de Belt
donderdag 9 oktober 2008
Community, Twitter, Weblogs, RSS en Social networking ?
Blogs in plain Enlish:
Ik wens jullie veel kijk- en probeerplezier in het ontdekken en toepassen hiervan voor de zorg
woensdag 8 oktober 2008
De kracht van kwetsbare ouderen
Op 8 oktober organiseert Acute Zorgregio Oost een thema-avond voor de acute zorgpartners in de regio over de geriatrische traumapatiënt. Osteoporose, valproblematiek en heupfracturen bij ouderen staan op deze avond centraal.
Jaarlijks overlijden gemiddeld 1.800 senioren van 55 jaar of ouder aan de gevolgen van een valongeval. Iedere zes minuten valt een senior zodanig dat behandeling op de SEH van het ziekenhuis noodzakelijk is, dat komt neer op 89.000 senioren per jaar.
Consument en veiligheid is dan ook een campagne gestart om ouderen te informeren over de voordelen van een goede conditie en gezondheid, onder andere door een TV commercial met oud-kunstrijdster Sjoukje Dijkstra. De huidige generatie 55-plussers is actiever dan de generaties daarvoor, zij doen meer aan sport. Het afgelopen decennium is het aantal actieve ouderen in de leeftijd van 55-74 jaar (‘Best Age-er’) ruim verdubbeld. Desondanks is er nog veel te doen voor de professionals in de zorg.
Vele ziekenhuizen startten reeds een poliklinische osteoporose screening en verbeterprojecten voor patiënten met heupfracturen. Ook op andere fronten lopen initiatieven om kennis over ouderen bij elkaar te brengen en te delen met patiënten en andere zorgpartners. De vraag rijst echter hoe wij als hulpverleners de oudere patiënt ook meer eigen regie kunnen geven in screening en behandeling. In onderstaande video over Super Granny blijkt dat er een ver(r)assende kracht verscholen ligt in een kwetsbare groep in onze samenleving.
Hoe zal de (acute) zorg veranderen als ouderen bewust meer eigen regie gaan nemen?
Sivera Berben, Acute Zorgregio Oost
‘De eerste échte zorg 2.0 website?’
Gisteravond was het dan zover. De officiële lancering van Webicina, de medische web 2.0 pagina die een een stap moet betekenen richting nieuwe zorg. Zorg die is afgestemd op de verwachtingen van de nieuwe generatie patiënten, ook wel e-patients genoemd.
De bedenker en oprichter van webicina is Bertalan Meskó, die naast geneeskundestudent ook de bedenker is van de weblog scienceroll. Deze weblog is enorm populair onder zorgverleners en onderzoekers en bevat de laatste informatie en discussies over web 2.0 en andere nieuwe ontwikkelingen rondom zorg.
Meskó verwacht dat nieuwe web 2.0 ontwikkelingen een revolutie teweeg zullen brengen bij de communicatie tussen zorgverlener en patiënt. Ook zal de communicatie tussen zorgverleners n patiënten onderling gaan veranderen. Daarom heeft hij webicina bedacht. Hij wil hiermee een brug zijn tussen de ouderwetse zorg en de nieuwe zorg.
Dit is nodig omdat e-patients vaak zeer goed geïnformeerd zijn over hun aandoening en de behandeling daarvan. Verder weten ze waar ze de gewenste zorg kunnen halen. De zorg moet hierop inspelen en aan gaan sluiten bij de vraag van patiënten. Het is uit de tijd dat patiënten achter de zorg aanlopen en zomaar alles aannemen van hun arts. Zorgverleners dienen daarom anders en beter bereikbaar te zijn, bijvoorbeeld via nieuwe communicatie zoals skype, twitter en videoconferenties.
Voor de kwaliteit van de geleverde zorg biedt webicina ook kansen. Zorgverleners kunnen gemakkelijk op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen en hierover discussiëren met collega’s. Verder zijn ze op de hoogte van wat patiënten weten over hun aandoening zodat het patiëntencontact efficiënter en sneller kan verlopen.
Het lijkt een schitterende ontwikkeling dat met webicina nieuwe ontwikkelingen daadwerkelijk gebruikt gaan worden. Het is nu afwachten wat professionals en patiënten er in de praktijk mee gaan doen.
Tom van de Belt
‘EPD, Clip of Chip?’
De Medistick en Cardiostick zijn USB-sticks met patiëntengegevens in meerdere talen. Nieuwe technologieën bieden nieuwe mogelijkheden, zo kan in de acute zorgverlening deze gezondheidsinformatie van levensbelang zijn voor een goede behandeling. Dankzij de USB-stick of het online dossier is informatie snel en betrouwbaar beschikbaar.
Welke acute hulpverlener ziet geen kansen in het opvragen van relevante medische informatie onder spoedeisende omstandigheden? Bij de behandeling kan dan rekening worden gehouden met de medische geschiedenis van de patiënt. De vraag is wel op welke manier deze informatie snel oproepbaar kan zijn. Immers een ambulance heeft niet zo maar een computer beschikbaar.
Het klinkt allemaal geweldig, maar er zijn nog genoeg hobbels op de digitale weg. Wat gebeurt er als iemand zijn of haar medische USB-stick verliest? De kans op verliezen lijkt erg groot als men bedenkt dat veel patiënten de stick aan hun sleutelbos zullen dragen. Is er na verlies wel een back-up beschikbaar en wie beheert deze? Kunnen gegevens ook geblokkeerd worden? Verder is het natuurlijk de vraag wat derden kunnen met de medische informatie. Andere belangrijke aspecten, vooral ook ten aanzien van het EPD, liggen in de beveiliging van gegevens. Hoe kan geregeld worden dat alleen de mensen toegang krijgen die daarvoor geautoriseerd zijn.
Tenslotte is er een toekomstig alternatief, waarbij het risico op verlies of het verwisselen van patiënten of gegevens geminimaliseerd wordt: een implanteerbare chip. Technisch is dit al lang mogelijk, en we doen het al jaren bij honden en katten om de baasjes op te kunnen sporen. Patiënten zijn daarmee hun eigen dossierhouder en bepalen ook zelf wie al of geen toegang hun gegevens heeft.
Sivera Berben en Tom van de Belt
zaterdag 4 oktober 2008
Huisarts aan de deur.
In deze video van The Today Show bespreken een tweetal Amerikaanse artsen hun ervaringen met hun voornamelijk virtuele praktijk.
Daarnaast wordt ook in gegaan op de keuze van een van de artsen om uitsluitend nog huisvisites af te leggen.
Een van de bekendere praktijken is de San Francisco On Call Medical Group, Inc.
Ook in Nederland is een dergelijk systeem in discussie. De organisatie SOS-Arts probeert een dergelijk initiatief in navolging van andere landen ook in Nederland van de grond te krijgen. Vooralsnog is de financiering langs de weg van de NZa niet niet gegarandeerd, wel is inmiddels een experimenteerstatus aan de organisatie toegekent.
Nipo heeft op verzoek van SOS-arts een steekproef gedaan naar onder andere de wenselijkheid van deze werkvorm. Waaruit in ieder geval een aanzienlijke mate van wenselijkheid door de geïnterviewden aan de orde kwam.
De toekomst zal moeten leren in hoeverre er aansluiting gaat ontstaan tussen de klaarblijkelijke behoefte en het aanbod.
Eenheid door informatie.
Dagelijks wordt er op uniforme wijze informatie uitgewisseld tussen brandweer, politie en ambulancediensten. Wanneer er echter door de meldkamer met ketenpartners als ziekenhuizen wordt gecommuniceerd, zijn er nog nauwelijks afspraken op papier vastgelegd.
Dit kan tot grote problemen leiden als er zich een ramp voordoet. Denk maar aan Volendam waarbij er voor ouders langdurig onzekerheid was in welk ziekenhuis hun kind was opgenomen. Deze situaties mogen ten tijde van de digitale vooruitgang niet meer voorkomen!
Om de informatieoverdracht tussen meldkamer en ketenpartners als ziekenhuizen te verbeteren startte het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2005 het programma G-BIV (Geneeskundige Bestuurlijke Informatie Voorziening).
Hierin participeert onder andere een kennisgroep Ziekenhuis In Opschaling (ZIO). De Acute Zorgregio Oost , de GHOR Gelderland Zuid, maar ook andere traumacentra en GHOR-regio’s maken hiervan deel uit.
Vooraf hadden de kennisgroepen zich een aantal vragen gesteld waarop een antwoord moest worden gevonden:
• Waar komt de informatie nu het ziekenhuis binnen als er een calamiteit is?
• Wie houdt wie op de hoogte?
• Hoe worden slachtoffers gevolgd en getraceerd, die al voor een rampmelding op de SEH of bij de huisartsenpost waren? Denk hierbij vooral aan besmetting.
• Waar bevindt zich een slachtoffer nu precies, hoe kan iemand zijn of haar dierbaren terugvinden?
• Hoe weet een MKA (Meldkamer Ambulancezorg) waar nog ruimte is om slachtoffers op te kunnen nemen?
• Welk ziekenhuis heeft nog plek ten tijde van een ramp?
• Wie geeft het signaal van het einde van een ramp en hoe komt dit signaal door naar de ketenpartners?
Op de meeste vragen is een antwoord gevonden, waarvoor vervolgens standaarden voor de informatieuitwisseling zijn ontwikkeld. Deze standaarden zijn in de meeste deelnemende regio’s geïmplementeerd.
Maar nu volgt een nieuwe uitdaging: de andere ketenpartners en GHOR-regio’s op een zelfde manier te laten werken als de regio’s uit de kennisgroepen. Het moge duidelijk zijn dat er alleen ‘eenheid van informatie’ is als deze klus slaagt!
Jasper Koiter en Ingeborg Hakstege
woensdag 1 oktober 2008
Europa klaar voor web 3.0?
Volgens de Luxemburgse EU-commissaris Reding is Europa klaar voor de toekomst (ANP). Ze wil er voor zorgen dat web 3.0, de nieuwe generatie internet, in Europa wordt gemaakt èn gebruikt. Maar is Europa daar echt klaar voor of heeft het alleen het idee er klaar voor te zijn?
Web 3.0 is het logische vervolg van web 1.0 en 2.0. Bestond web 1.0 slechts uit statische sites waar geïnteresseerden alleen informatie konden vinden, in web 2.0 staat interactiviteit voorop. Meerdere gebruikers kunnen daarin informatie toevoegen en bewerken, en er is geen sprake meer van één webmaster of contentmanager. Hierdoor kunnen blogs en wiki’s snel groeien. Het bekendste voorbeeld hiervan is natuurlijk Wikipedia.
Maar wat is dan web 3.0? Reding spreekt over “naadloos netwerken”, de kloof tussen mobiele en vaste lijnen zou verdwijnen. De journalist John Markoff, die de term web 3.0 de term als eerste gebruikte, spreekt over een intelligenter web, meer openheid en het samensmelten van verschillende technologieën tot een geïntegreerd geheel. Dit valt te verduidelijken met een voorbeeld. De meeste mensen hebben tegenwoordig een groot aantal wachtwoorden. Telkens weer moeten deze wachtwoorden ingevoerd worden, maar ook moeten deze regelmatig veranderd worden. Een duidelijke web 3.0 ontwikkeling zou zijn dat al die wachtwoorden vervangen worden door één identiteit waarmee men overal toegang krijgt.
Voor zorgverleners kan web 3.0 een uitkomst zijn. In de acute zorg kan namelijk veel gemakkelijker gecommuniceerd worden als al de verschillende systemen vloeiend in elkaar overlopen. Denk hierbij ook aan communicatie tussen verschillende regio’s en landen. Dit leidt tot efficiënter handelen en komt in theorie de kwaliteit van de geleverde zorg en gezondheidsuitkomsten ten goede.
Toch lijkt het allemaal nog ver weg. Hoe kan men zorgen dat al die verschillende systemen als computers, pda’s en mobiele telefoons echt op elkaar aangesloten zijn? Willen verschillende fabrikanten en providers er wel aan meewerken? Iedere dienst, regio of land heeft ook nog eens haar eigen subcultuur en haar eigen systemen wat het er niet makkelijker op maakt.
Daarnaast zijn veiligheid en privacy belangrijke aspecten. Met bijvoorbeeld één identiteit voor alle toepassingen zijn de gevolgen veel groter als deze identiteit gestolen wordt. Juist binnen Europa, waar men streeft naar een goede bescherming van privacy, zal het daarom moeilijk zijn web 3.0 applicaties, zeker op korte termijn, in te voeren. Het is daarom afwachten of Europa wel voorop kan lopen met web 3.0. Misschien worden we wel afgetroefd door Azië of Zuid Amerika? De tijd zal het leren.
Tom van de Belt – Acute Zorgregio Oost